De stoommachine

Zo ziet de onschuld van de jeugd er uit.

Het feest van Sinterklaas was voor mijn generatie het feest van de ongekende spanning die zich ontlaadt in de zeer vroege ochtend van 6 december als, na gewekt te zijn door een nog zenuwachtiger broertje of zusje en samen de trap af naar beneden geslopen, bibberend in je hele lijf, de kamerdeur wordt geopend, de lamp wordt aangemaakt en in het felle licht een hele grote tafel staat, die is gedekt met een wit tafellaken, en die helemaal vol staat met allerlei kleurrijke dingen. Speelgoed en snoep.
Gelovigen en ongelovigen zoeken snel naar hun eigen verzameling, hun eigen territorium. Als je niet zeker weet of het jouw deel is, dan zoek je snel de chocolade letter. Is het mijn letter? Staat er iets bij dat op mijn lijstje stond. En dan, nog vóórdat de kleinste teleurstelling kan opduiken omdat er iets niet bij is of omdat de berg snoep bij de buurman net iets groter lijkt (dat kan helemaal niet want onze moeder was ziekelijk consciëntieus bij het verdelen van chocolade, taai en marsepein), dan is er dat moment van gelukzaligheid, waarvan je vele weken hebt gedroomd.

Een maand eerder. Ik ben een jongen van elf of twaalf jaar. Ik ben alleen en dwaal door de binnenstad van ’s-Hertogenbosch. Ik weet wat ik zoek en ik zou dat geen kinderlijke onschuld willen noemen. Bij Vroom & Dreesmann ga ik naar speelgoed kijken. Ik droom van een stoommachine. In mijn herinnering staat er bij V&D een stoommachine onder een glazen stolp. Die glazen stolp heb ik er vast en zeker bij verzonnen. Maar hij was zeker onbereikbaar: je mocht er niet aankomen. De stoommachine roept allerlei fantasieën bij me op. Ik zie mezelf ermee spelen, apparaatjes in beweging, het vuurtje onder de ketel opstoken en stoom laten ontsnappen met een snerpend fluitsignaal. Ik ben de machinist en de uitvinder van bewegende machines en poppetjes. Ik word een uitvinder en mijn buurjongen zal ik versteld doen staan. Ja,ja ik heb een stoommachine. De stoommachine lijkt me heel erg duur. Ik weet niet of ik die wel mag vragen. Mijn vader heeft een goede baan, maar ook heel veel kinderen en we zijn altijd heel erg zuinig. Mijn moeder warmt ’s morgens de koffie van de vorige dag op. Dat doet ze echt niet voor haar lol. Dat is pure zuinigheid!

Op mijn lijstje voor Sinterklaas schrijf ik dat ik de stoommachine graag wil hebben, maar niet als hij te duur is. Ik probeer daarna van de gezichten van mijn vader en moeder af te lezen of ik een onredelijk kind ben. Ze zeggen er niets over. Of je wensen uit komen blijft een geheim. Ik blijf desondanks hopen op een knipoog of een glimlach, maar als die er komt, dan is er toevallig een andere aanleiding en dan weet ik niet of die knipoog ook geldt voor de legitimiteit van mijn wensenlijstje. Ondertussen frequenteer ik Vroom & Dreesmann. De stoommachine staat er nog steeds. Als het de enige is, dan is het een slecht teken… Aan de andere kant fantaseer ik er op los bij elk weerzien met dit onbereikbare speelgoed. Wat zal Guus opkijken. Hij moet wel overal afblijven. Anders had hij zelf maar een stoommachine moeten vragen. En zijn vader kan het gemakkelijk betalen. Dat weet ik zeker. Die heeft een Mercedes.
Als 6 december dichter bij komt, loopt spanning op. Ik denk dat ze bij Vroom & Dreesmann toch maar één zo’n stoommachine hebben. Anders zou die ook niet onder zo’n glazen stolp staan! Maar dan zal die ook wel heel duur zijn..

Op het gelukzalige moment in de vroege ochtend van 6 december staat er een stoommachine op mijn deel van de tafel. Mijn droom is uitgekomen en kan niet wachten om aan het werk te gaan. Later op dag – ik moet de ‘Esbit’-blokjes aansteken en dat durf ik niet alleen – draait het grote wiel van de stoommachine en geeft de stoomfluit een schril geluid.

Het is een rot ding! Er deugt helemaal niets van. De watertank lekt en het wiel loop steeds vast. De apparaatjes die er bij horen en die ik zou willen laten bewegen, bewegen helemaal niet. Ze zijn van lelijk dun blik. Ze vallen om en de elastiekjes waarmee ze aan het grote wiel vast zitten lopen vast of springen los. Binnen een dag ben ik totaal van slag. Ik kan met mijn teleurstelling nergens heen, niet naar Vroom & Dreesmann en zeker niet naar mijn vader of moeder. Wat zullen ze niet betaald hebben!? Misschien hebben ze aan mij wel veel meer geld besteed dan aan mijn broers en zussen, omdat zij het ook zo’n wonderbaarlijk apparaat vonden, en zij ook zouden gaan genieten van de wijd open gesperde ogen van Guus, als die op bezoek zou komen bij hun zoon, de grote uitvinder.

Een paar jaar later krijg ik een eigen slaapkamer, omdat mijn broer gaat studeren. Eindelijk. Opgeruimd staat netjes! Op mijn nieuwe eigen kamer staat een opklapbed onder een houten ombouw. Daar bovenop staat mijn stoommachine. Ik heb er nooit meer iets mee gedaan. Hij staat daar maar een beetje schuldig en ondankbaar te wezen. Het stomme ding geeft me een rot gevoel, maar het móet er blijven staan. Ik moet me blijven herinneren dat ik mijn ouders een poot heb uitgedraaid voor een nep ding. Het is mijn boetedoening. Zo gaat dat als je maar wat loopt te dromen en je je door je eigen gedachten maar wat wijs hebt laten maken. En dat je ook nog Guus zijn ogen had willen uitsteken! Zo laag!
Dus voor straf kijk je elke dag naar het symbool van je eigen ondankbaarheid en je eigen hebzucht. Net goed!

Ik denk dat ik vijftien jaar was, of misschien wel zestien, toen ik de moed had om het apparaat in een doos te stoppen en achter in de kast te zetten. De asseccoires had ik trouwens al veel eerder weg gegooid, toen ik nog een onschuldig kind was.
Maar wel stiekem.
Want echt onschuldig ben ik nooit geweest.

Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie